Zelftest Hoofdstuk 3

Zelftest Hoofdstuk 3

Hier zijn tien vragen. Klik de kleine balletjes aan die naast het goede antwoord staan. Aan het eind kunt u zien hoeveel er goed zijn. Na een klik op "EVALUEER" lichten de balletjes bij de foute antwoorden rood, en bij de goede groen op. U kunt dan een tweede ronde doen om meer goede antwoorden te vinden, enzovoorts.

Een van de onderstaande veeltermen is een constant polynoom, welke?

(1+X)2
(1-X)3+(1+X)3
(2X-1)2-2(1-X)(3-2X)-6(X-2)
(1+X+2 X2)3- 8(X3-1)2

Voor veeltermen p en q geldt:
A: deg(p+q)=deg(p)+deg(q).
B: deg(pq)=deg(p)deg(q).

A is waar, B is waar
A is waar, B is onwaar
A is onwaar, B is waar
A is onwaar, B is onwaar

Hoeveel veeltermen van graad 4 of minder zitten er in (Z/7Z)[X]?

57
47
74
75

Wat is de rest bij deling van X2-3X+5 door X-1?

3
2
-3
-2

De grootste gemene deler van de polynomen X6-1 en X8-1 is:

X-1
X2-1
X3-1
X6-1

Elke veelterm die reducibel is in Q[X], is dat ook in R[X].

Waar.
Onwaar.

Hoeveel monische veeltermen van graad 2 in (Z/3Z)[X] zijn irreducibel?

2
3
4
6

De ontbinding in factoren van de veelterm X4+1 over Z/3Z is gelijk aan:

(X2+2X+2)(X2+2X+2)
(X2+2X+2)(X2+X+2)
(X2+2X+1)(X2+X+1)
(X2+2X+1)(X2+2X+1)

Hoeveel verschillende veeltermfuncties zijn er van Z/3Z naar Z/3Z?

33
32
1+32+33
2·32

De bij de veelterm f = X4+6X3+3X2+4X in Z/7Z[X] behorende veeltermfunctie is de nulfunctie

Waar.
Onwaar.

Here you'd have seen an applet if your browser supported Java